Vakblad voor sociaal professionals
en het sociaal domein

Rapport Commissie Samson roept veel vragen op

Donderdag 11 oktober was het congres waar de commissie Samson de resultaten van haar onderzoek naar seksueel misbruik in de jeugdzorg voor het voetlicht bracht. Renee Menger was er bij voor Sozio-SPH, doet verslag en becommentarieert de bevindingen. Een ingewikkeld onderwerp, concludeert ze.
Rapport Commissie Samson roept veel vragen op

 

Afgelopen week is de Commissie Samson naar buiten gekomen met haar eindrapportage omtrent seksueel misbruik van kinderen en jongeren die onder toezicht zijn gesteld van de overheid. Het onderzoek besloeg een zeer lange periode, namelijk vanaf 1945 tot heden.
 
Onduidelijk
Via een algemeen meldpunt heeft de commissie 800 meldingen ontvangen, waarvan twee derde valt binnen het kader van het onderzoek. Onduidelijk blijft hoeveel van deze meldingen betrekking hebben op het (verre) verleden en hoeveel van deze meldingen betrekking hebben op de huidige jeugdzorg. Veel melders zijn tussen 40 en 65 jaar oud. 42 meldingen zijn voorgelegd aan het Openbaar ministerie.
 
Vragenlijsten
Daarnaast zijn vragenlijsten uitgezet, zowel gericht op medewerkers als op jongeren. De vragenlijsten voor jongeren zijn toegespitst op de situatie in 2010. Door deze beiden met elkaar te combineren komt de commissie tot de onthutsende constatering dat in slechts 2 procent van de gevallen professionals het seksueel misbruik signaleren.
De commissie zelf geeft evenwel aan dat de resultaten niet representatief zijn voor de gehele populatie.
 
Vragen onbeantwoord
De bevindingen van de Commissie Samson liegen er niet om. Toch blijven er een paar vragen onbeantwoord in het rapport. Zo kiezen de meeste jongere melders met recente ervaringen er voor niet de naam van de dader/pleger te noemen. Is dit uit angst voor de gevolgen? Is hierover navraag gedaan bij deze groep respondenten?
Een deel van de jeugdzorgorganisaties heeft besloten niet mee te werken aan het onderzoek, vanwege de aard van de vragen in de vragenlijsten, deels ook op aangeven van hun eigen cliëntenraden. Hoe zat dit precies, welke redenen lagen daar aan ten grondslag?
 
Twee typen misbruik
Slachtoffers zijn veelal meisjes en jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Daders zijn veelal mannen, maar ook is er een substantieel deel vrouwelijke (mede)daders.
Het onderzoek geeft zicht op twee typen misbruik:
  • 50 procent van het misbruik wordt gepleegd door groepsgenoten, daarnaast heeft 20 procent betrekking op misbruik buiten de context van de instelling. Overigens blijkt hier onduidelijkheid te bestaan aangezien een deel van de jongeren aangeeft dat het seksueel contact wel gewenst was.
  • 30 procent van het gemelde misbruik wordt gepleegd door groepswerkers en pleegouders, waarvan de gemiddelde leeftijd 37 jaar is.

Kwaliteit van zorg
Zowel in het rapport als tijdens het congres worden beide dadergroepen in mijn ogen teveel op één hoop gegooid.
Bij de eerste groep gaat het over de kwaliteit van de zorg en het leefklimaat in de groepen en pleeggezinnen, de noodzakelijke vertrouwensband van jongeren met hun begeleiders en de veiligheid die jongeren moeten ervaren, willen zij deze pijnlijke en schadelijke ervaringen kunnen delen. Bespreekbaarheid van seksualiteit en normen omtrent gewenst en ongewenst seksueel gedrag in de groepen is daarvan één belangrijk aspect.
Er zijn instrumenten ontwikkeld. Ook zijn er bijvoorbeeld weerbaarheidstrainingen voor meiden, maar hoe om te gaan met de behandeling en opvang van slachtoffers? Zijn er behandelprogramma’s? Waar? Wat werkt?
 
Strafbaar gedrag
Bij de tweede dadergroep gaat het over strafbaar gedrag door professionals jegens kinderen en jongeren. Bij gebrek aan transparantie, daadkracht, gericht beleid en aanvullend daarop de zeer zware bewijslast inzake zedenzaken in het algemeen ontstaat een beeld van straffeloosheid.
Onderdeel van het werk van de commissie Samson is een verkennend dossier-onderzoek naar veroordeelde daders. Het deelonderzoek laat zien dat de ‘professionele’ daders veelal in een misbruik-situatie verzeild raken buiten hun wil om. Het zou gaan om een glijdende schaal, een uit de hand lopend proces. Gewone daderprofielen van zedendelinquenten schijnen niet van toepassing te zijn op daders binnen de jeugdzorg. In het rapport wordt zelfs gesproken over gevoelens van verliefdheid bij de daders en wordt het ontstaan van de situatie mede verklaard door vermeend wervend gedrag van de slachtoffers, die reeds getraumatiseerd zouden zijn. Of het in de praktijk inderdaad gaat om herhaald misbruik van kinderen, die al voorafgaand aan de uithuisplaatsing seksueel zijn mishandeld, wordt echter niet onderbouwd. Tegelijkertijd wordt wel kort benoemd dat daders zeer geraffineerd kunnen optreden als het gaat om het verhullen van hun wangedrag. De opmerking in het rapport dat de gelegenheid de dief maakt, is in dit verband eigenlijk niet goed gekozen, want opnieuw verhullend. Slachtoffers van misbruik vechten om hun bestaansrecht; en plegers gaan op zeer ingrijpende wijze voorbij aan hun integriteit.
 
Misbruik gaat over macht
Onderbelicht blijft daarmee het basisgegeven dat misbruik altijd gaat over macht, macht van de dader over het slachtoffer. Onderbelicht blijft ook nadere informatie over de gevolgen van seksueel misbruik op kortere en op langere termijn. De gevolgen worden in zeer algemene bewoordingen op een rij gezet, terwijl daarover inmiddels al beduidend meer bekend is.
In het rapport is geen informatie opgenomen over criteria voor gezond seksueel gedrag. Deze criteria zijn reeds bepaald en worden ondermeer gebruikt door MOVISIE. Het gaat om: wederzijdse toestemming, vrijwilligheid, gelijkwaardigheid, leeftijds- en ontwikkelingsadequaat, contextadequaat en zelfrespect. Misbruik door medewerkers in de jeugdzorg voldoet aan geen van deze criteria. We kunnen geschokt zijn; feit blijft dat het hoe dan ook om strafbaar gedrag gaat.
 
Rol AMK's
Tegelijkertijd is, zo blijkt, de rol van bijvoorbeeld de AMK’s nog niet scherp afgetekend, als het gaat om onderzoek naar meldingen die betrekking hebben op jeugdigen in zorg. Het sociale netwerk van de jongeren die dit overkomt, staat daarmee feitelijk buiten spel. Deze omissie komt niet terug in de aanbevelingen.
Ook bij een nieuw landelijk meldpunt, zoals dat nu wordt belegd bij Slachtofferhulp Nederland, is een regionale structuur onmisbaar. Zijn de AMK’s nu wel of niet bevoegd  en verplicht om dit soort meldingen in behandeling te nemen?
 
Cliëntvertrouwenspersonen
Een ander onbenoemd thema betreft de functie van de cliëntvertrouwenspersonen in de jeugdzorg. Deze zijn al geruime tijd aan het werk in de jeugdzorg. Zijn zij voldoende in positie gebracht? Voldoende toegerust, ook? Wat is hun bijdrage tot nu toe en wat zal hun bijdrage moeten zijn?

'Wicked problem'
Tijdens één van de deelsessies bij het congres omschreef  Leo Witvliet (hoogleraar interim-management universiteit Nijenrode) seksueel misbruik van kinderen en jongeren in de jeugdzorg als een 'wicked problem'. Deze term heeft betrekking op problemen in organisaties, die gekenmerkt worden door hun onbepaaldheid (niet eenduidig en niet te begrenzen), oneindigheid (het is een symptoom van een ander onderliggend probleem), ingewikkeldheid ( veel aangrijpingspunten en veel plausibele benaderingen) en onzekerheid (dynamische en daarmee onzekere omgeving waar het probleem zich voordoet).
 
Meer geld
De aanbevelingen van de commissie zelf illustreren dit. Ze zijn divers, hebben betrekking op vele oplossingsrichtingen en vragen om tijd en feitelijk ook om meer geld. Waarvan het de vraag is of dat beschikbaar is in een sector die flink moet bezuinigen.
Als aanzet draagt het werk van de commissie zeker bij aan het vergroten van inzicht en bewustzijn, tegelijkertijd leidt het onderzoek ook tot zeer veel onbeantwoorde nieuwe vragen.
 
VOG
Dat er iets moet gebeuren in de opleidingen en in de begeleidingsstructuur voor werkers in de jeugdzorg, ligt voor de hand. Het advies om een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) verplicht te stellen bijvoorbeeld lijkt mooi, maar voegt niet zoveel toe. In de praktijk wordt dit reeds breed toegepast. En bovendien heeft een VOG alleen betrekking op de laatste vier jaar en laat de verklaring slechts zien dat de nieuwe medewerker de afgelopen vier jaar niet in de politieregisters voorkomt. Referenties bij vorige werkgevers moeten daarom bij voorkeur ook betrekking hebben op de periode daarvoor.
 
Landelijk kwaliteitskader
Een nieuwe commissie, onder leiding van oud-minister Rouvoet en in nauwe samenwerking met Jeugdzorg Nederland, gaat nu aan het werk. Ondermeer om een landelijk kwaliteitskader tot stand te brengen. Rouvoet verwacht dat deze nieuwe commissie opnieuw drie jaar nodig zal hebben.
 
Renée Menger, adviseur jeugdbeleid


Naar homepage



Relevante categorieën: