Vakblad voor sociaal professionals
en het sociaal domein

De cliënt centraal, maar wat is dat?

Jurja Steenmeijer bezocht namens SoziO een inspiratiedag over jeugdzorg van verandermanagers Marieke van Voorn en Claes-Berend van der Kolk.

Er gaat de komende jaren veel veranderen in de jeugdzorg. De aangekondigde decentralisatie heeft niet alleen betrekking op een overdracht van de regie en financiering, er gaan steeds meer stemmen op voor een totale stelselwijziging. Immers: de jeugdzorg moet beter en efficiënter. Als het gaat om de kwaliteit van de jeugdzorg, bevatten veruit de meeste adviezen en rapporten de volgende elementen: organiseer zorg dicht bij huis. Stop met het exporteren van probleemjongeren naar specialistische instellingen, maar importeer goede zorg. Versterk vooral het eigen netwerk van de cliënt of het systeem, en zet in op goede professionals in de eerste lijn. Haal de schotten tussen bestaande instellingen weg en investeer vooral op ketensamenwerking. Laat de vraag van de cliënt het uitgangspunt zijn en niet het aanbod van instellingen.

Bezweringsmantra
Wie deze elementen kort wil samenvatten, komt al snel uit bij het concept: “De cliënt centraal”. Vrijwel iedere instelling en hulpverlener zal dat benoemen als belangrijke pijler van de werkwijze. Maar wat is dat eigenlijk, de cliënt centraal? Is het een soort bezweringsmantra wat bij dreigende kwaliteitstwijfel wordt gepreveld? Of is heel erg duidelijk wat we ermee bedoelen en krijgt het in het dagelijks handelen echt handen en voeten? Bedoelen we eigenlijk wel hetzelfde en vooral: welke meerwaarde heeft het voor de cliënt en zijn of haar systeem?

Inspiratiedag
De jeugdzorg in Nederland is een netwerk van talrijke organisaties en stakeholders. Een dergelijk netwerk van organisaties, vormt een systeem met onderlinge relaties en een eigen dynamiek. Het is in deze dynamiek dat een concept als de cliënt centraal vorm krijgt. Je kunt daar lang over praten, en vele rapporten over schrijven. Maar de onderliggende dynamiek laat zich maar moeilijk in woorden vatten of in protocollen beschrijven. Door middel van ‘organisatieopstellingen’, een vorm van systemisch werken verwant aan familieopstellingen, kun je de ‘onderstroom’ van organisaties intern of in wisselwerking met het netwerk inzichtelijk maken. Veranderspecialisten Marieke van Voorn en Claes-Berend van der Kolk van bureau “Een Heldere Zaak” organiseerden daarom een inspiratiedag Jeugdzorg.

Nieuwsgierig
De deelnemers aan deze dag zijn divers: beleidsadviseurs van gemeenten en provincies, een medewerker van een hogeschool, een regiomanager van bureau jeugdzorg en projectleiders en adviseurs op het gebied van de decentralisatie. In de voorstellingsronde wordt duidelijk dat iedereen zijn eigen motieven heeft om deel te nemen aan deze dag. De een legt meer nadruk op de het thema van de decentralisatie, de ander is vooral nieuwsgierig naar de werkwijze van organisatieopstellingen. Op een flap-over staat: ‘mensen veranderen niet zozeer omdat ze een analyse voorgeschoteld krijgen die hun denken verandert, maar omdat ze de feiten te zien krijgen die hun gevoelens veranderen.’

Intuïtief
Na een korte introductie over systemisch werken in het algemeen en organisatieopstellingen in het bijzonder wordt een ronde rieten mat op de vloer gelegd: ‘dit stelt dé jeugdzorg voor, neem nu een positie in ten opzichte van de mat, die te vergelijken is met jouw gevoelsmatige positie ten opzichte van de jeugdzorg. Probeer dat niet te beredeneren, maar vooral intuïtief te doen”. ‘Maar gaat het dan om de provinciale jeugdzorg, of ook om de gemeentelijke, preventieve jeugdzorg?’ ‘Dat is niet zo belangrijk, je hebt zelf een beeld bij dé jeugdzorg en je positioneert jezelf ten opzichte van dat beeld. Voor iedereen kan dat verschillend zijn.’ De deelnemers wisselen enkele vragende blikken uit, maar nemen dan toch hun posities in. De een staat dicht bij de mat, de ander veel verder weg. Niet iedereen staat recht naar de mat gekeerd, maar een beetje afgewend, twijfelend. ‘Ik ben benieuwd waarom je hier bent gaan staan. Kun je daar iets over vertellen?’ vraagt Marieke aan een deelnemer die met haar voet half op de mat is gaan staan. ‘Ik ben beleidsambtenaar bij de gemeente. Ik ben verantwoordelijk voor verschillende projecten op het gebied van de preventieve jeugdzorg. Ik sta er dus voor mijn gevoel heel dichtbij.’ Als ze uitlegt welke taken en projecten in de gemeente worden uitgevoerd, wordt ze voorzichtig onderbroken. ‘Het gaat nu om het gevoel wat je hebt, probeer uit-je-hoofd te blijven.’

Opstelling
Dan is het tijd voor een opstelling. Het thema ‘de cliënt centraal’ blijkt voor alle deelnemers actueel te zijn en wordt uitverkoren als onderwerp. De regiomanager van Bureau Jeugdzorg neemt het voortouw. Voor elke organisatie of persoon die een rol speelt bij het concept, wordt één van de deelnemers in de ruimte gepositioneerd. ‘Het cliëntsysteem hier, het concept cliënt centraal komt daar vlak naast te staan. Eens kijken, de gemeente, die mag hier staan. De hulpverlener, die komt dan tussen de gemeente en ‘cliënt centraal.’ Het is duidelijk dat dit geen dagelijkse kost is voor de meeste deelnemers. ‘Wacht even, stelt deze opstelling nu de huidige situatie voor, of de gewenste?’ Marieke legt uit: ‘Dat is niet belangrijk, het gaat erom dat de dynamiek, de onderstroom in het systeem zichtbaar wordt.’ Ze vervolgt: ‘Eens kijken, ik wil eerst aan het cliëntsysteem vragen: hoe voel je je? Niet teveel nadenken over je positie en of dat zo klopt, maar kijk maar eens naar de andere rollen en vertel dan of je je prettig voelt in dit systeem, of juist helemaal niet.’ Het cliëntsysteem komt aarzelend op gang: ‘Tja, het is lastig om in woorden te vatten, maar ik sta hier eigenlijk wel goed, een beetje verscholen achter cliënt centraal.

Discussie
Nadat iedere rol in het systeem iets heeft gezegd over de eigen positie – ‘denk erom, vanuit je gevoel en niet vanuit je hoofd’ – wordt gevraagd of bepaalde rollen hun positie kunnen wijzigen. ‘Volgens mij moet cliënt centraal meer richting gemeente komen staan. Het is immers een concept waarover de gemeente in de nabije toekomst de regie krijgt.’ Cliënt centraal schuift op, waardoor cliëntsysteem ineens direct tegenover de organisaties komt te staan. ‘Dit voelt niet goed, ik krijg de neiging om me om te draaien of zelfs weg te lopen. Kun je niet terugkomen?’. De “hulpverlener” protesteert: ‘nee, eigenlijk vind ik dat ‘cliënt centraal dicht bij mij moet staan, want uiteindelijk moet ik het ook waarmaken in het traject. En dan ontspint zich een discussie. Voor wie is cliënt centraal nu eigenlijk belangrijk? Is het vooral een construct van de organisaties rond een cliëntsysteem of hoort het wezenlijk bij de cliënt en zijn systeem? Uit de opstelling blijkt dat iedereen zich het concept van cliënt centraal wil toe-eigenen, maar dat het cliëntsysteem weinig behoefte heeft aan de regie. De cliënt zoekt vooral steun, bescherming en nabijheid van iets of iemand die opkomt voor zijn belangen en daadwerkelijke hulp biedt. Wanneer dat teveel organisaties of hulpverleners zijn, ervaart het cliëntsysteem dat als druk, te vol, te confronterend.

Bescherming
Dus eigenlijk moet de hulpverlener dan de nabijheid en bescherming bieden aan cliëntsysteem en dan kan ‘cliënt centraal’ tussen ‘hulpverlener’ en ‘gemeente’ gezet worden. Maar dan vraagt een andere deelnemer zich af of de gemeente nog wel voldoende zicht heeft op het cliëntsysteem, met al die rollen ertussen. Iemand anders reageert daarop met de vraag of het wel zo belangrijk is, en of dat meerwaarde heeft vanuit het perspectief van het cliëntsysteem. Er wordt nog eens benadrukt: ‘Het is niet de bedoeling dat we vandaag tot een oplossing komen. Een oplossing is weer een gedachteconstruct. Vandaag kom je misschien tot bepaalde inzichten, op basis van gevoel. Gevoelens zijn – zeker bij veranderingen - belangrijke sturingmechanismen. Als je hieraan voorbijgaat en alleen schema’s en oplossingen bedenkt, heeft dat nadelige gevolgen voor het transitieproces.” Er wordt dan ook niet uitgebreid nagepraat over de inhoud van de opstelling. “Schrijf voor jezelf op welke inzichten je hebt opgedaan, deze inzichten kun je later goed gebruiken bij het formuleren van nieuwe structuren.’

Andere manier
In de loop van de dag worden een stuk of vijf thema’s op een dergelijke manier uitgewerkt. Allemaal onderwerpen die verband houden met de ontwikkelingen in de jeugdzorg. Hoe wordt de zorg voor risicojongeren gegarandeerd? Welke rol spelen sociale media in de hulpverlening? Hoe krijgt het Centrum Jeugd en Gezin als regisseur een plaats in het geheel? Aan het einde van de dag geven de deelnemers weer hoe ze de dag hebben ervaren. ‘Het is waardevol om eens op een andere manier naar de transitiethema’s te kijken. ‘Cliënt centraal’ is zo makkelijk gezegd, en we gaan er vanuit dat het dé oplossing is om structuur aan te brengen in de zorg voor jongeren en gezinnen. Maar het ligt allemaal veel complexer. Hoe zorgen we ervoor dat we niet verzanden in het positioneren, en her-positioneren van onze eigen organisaties en aanbod? Hoe kunnen we er voor zorgen dat we cliënten betrokken houden, en dat we ze niet vervreemden van het systeem dat hen eigenlijk dichterbij maatschappelijke participatie moet brengen?’ Kijk voor meer informatie op www.eenhelderezaak.nl



Naar homepage


Jurja Steenmeijer,

Relevante categorieën: