Moeilijker contact
Ook maken ze moeilijker contact met leeftijdgenootjes. Een vroege interventie, gericht op het contact tussen moeder en baby, voorkomt gedragsproblemen bij kinderen die veel problemen hebben meegemaakt in het gezin en maakt hen extra weerbaar. Juist deze kinderen hebben er vijf jaar later nog steeds baat bij. Dat blijkt uit onderzoek waarop Laura Kersten-Alvarez op 3 februari promoveert aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Contact essentieel
Eén op de tien moeders (zo'n 20.000 per jaar) krijgt na de bevalling een depressie (postpartum depressie of postnatale depressie). Kenmerken daarvan zijn somberheid, verlies van plezier of interesse, slaapproblemen en/of gevoelens van leegte en schuld. Door zo'n depressie is de moeder vaak niet in staat om een goed contact met het kind op te bouwen. Juist in het eerste levensjaar is het contact tussen moeder en kind essentieel voor een goede hechting. Laura Kersten-Alvarez ontdekte dat de depressie bij de moeder een blijvend effect heeft op de ontwikkeling van het kind.
Niet voldoende
Een aanpak die alleen gericht is op de depressieve moeder is niet voldoende. Een interventie voor de verbetering van het contact tussen moeder en kind en een goede hechting van het kind is op korte termijn (tot een half jaar na afloop) positief, zo bleek uit eerder onderzoek.
Vooral de kinderen uit gezinnen met veel stress (vanwege scheiding, ontslag, ziekte of overlijden) hebben daar vijf jaar later ook nog steeds profijt van. Ze hebben op de basisschool veel minder gedragsproblemen dan kinderen in vergelijkbare omstandigheden, zonder interventie. Volgens onderzoekster Kersten lijkt het alsof de interventie als een buffer heeft gewerkt voor deze kinderen.
Interventies door GGZ
De moeder-baby interventie is in 1999 ontwikkeld door Carla Brok en dr. Karin van Doesum, tevens begeleider van dit onderzoek, en wordt aangeboden door het merendeel van de GGZ-instellingen in Nederland.
Bron: Radboud Universiteit