Vakblad voor sociaal professionals
en het sociaal domein

Prof. Ido Weijers: Wie gaat de Jeugdwet evalueren?

"Er zijn sinds de invoering van de transitie en jeugdwet een flink aantal problemen. Het wordt langzamerhand tijd voor degelijk, onafhankelijk onderzoek. Daarom is het sneu dat ZonMw eind deze zomer heeft besloten de eerste evaluatie van de Jeugdwet toe te kennen aan het Nederlands Jeugdinstituut. Die instelling is als geen ander van meet af aan zeer nauw betrokken geweest bij de voorbereiding en begeleiding van de transitie." Zo betoogt prof. Ido Weijers, tot voor kort hoogleraar jeugdbescherming.

Er was behoefte aan degelijk en onafhankelijk uitgevoerde pilots ter voorbereiding van de herziening van het jeugdstelsel. Tot aan de invoering van de transitie vorig jaar waren er immers gefundeerde twijfels over de noodzaak en de effectiviteit ervan. Zo betwijfelde Ella Kalsbeek, die meerdere stelselwijzigingen van dichtbij had meegemaakt, in 2013 als voorzitter van de Amsterdamse jeugdzorgaanbieder Altra, dat de transitie zou leiden tot verbetering van de kwaliteit. Wetenschappers maakten aannemelijk dat de majeure reorganisatie zelf heel veel energie en budget zou kosten, ten koste van de continuiteit en kwaliteit van het inhoudelijke werk. Andre Rouvoet, die de operatie als bewindsman had geinitieerd, keerde zich van meet af aan tegen de gedachte om de jeugd-ggz ook onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid te laten vallen en hij waarschuwde daarvoor tot vlak voor de invoering. Het veld kwam in verzet, gespecialiseerde jeugdzorginstellingen, hoogleraren, vrijgevestigden en de Kinderombudsman waarschuwden voor achteruitgang van de kwaliteit en toegankelijkheid, voor een ongezonde en onvoldoende voorbereide machtsbundeling bij de gemeenten en vooral voor te grote haast.

Het mocht niet baten. Uitstel werd niet toegestaan; studies werden niet nodig geacht; een overijverige bestuurder riep zelfs dat het allemaal nog sneller moest. De politiek koerste op invoering per 1 januari 2015, liet die invoering ook nog eens vergezeld gaan van een enorme bezuiniging, bekeerde zich tot de mantra van de 'demedicalisering' en hoopte er het beste van. En kennelijk is de hoop dat het allemaal goed gaat er nog steeds, want ondanks diverse alarmerende signalen houdt de verantwoordelijke staatssecretaris voor deze sector nog steeds de hand op de knip en wijst hij elke verantwoordelijkheid voor calamiteiten, inbreuken op privacy en snel groeiende wachtlijsten van de hand. En daar laat men hem mee wegkomen.

Intussen gebeurt waar velen voor hebben gewaarschuwd en wat door Van Rijn altijd ten stelligste is ontkend: de gemeenten gaan steeds meer op de stoel van de behandelaars zitten en maken zich daar steeds breder. De NRC van 5 november doet verslag van een schrikbarend brutaal staaltje daarvan in de gemeente Utrecht. Eigenlijk zou het gemeentelijk budget voor jeugd-ggz 'op' zijn, maar, bericht de gemeente per email aan de de specialisten, als zij bereid zijn hun intakegesprekken met nieuwe kinderen voortaan samen met een medewerker van het wijkteam te voeren, dan valt er iets te regelen. Waar kennen we deze methode toch van?

Een dergelijke ongehoorde inmenging in de professionele diagnostiek en behandeling en zo'n fundamentele inbreuk op de privacy van de patient zijn hopelijk uniek voor Utrecht. Desalniettemin krijgen we voortdurend en ook in het artikel in de NRC signalen dat vanaf vorig jaar op diverse plaatsen vergelijkbare ordinaire chantagepogingen zijn ondernomen of iets minder ordinaire, meer bureaucratische drukmiddelen zijn ingezet. Naar verwachting zal Van Rijn dit wederom afdoen als een onwenselijk incident en laat de Kamer hem daar opnieuw mee wegkomen.

Dat kan des te gemakkelijker nu we het nog steeds moeten doen met dergelijke impressies en brokjes informatie. Er ontbreekt een scherp en onafhankelijk inzicht hoe de stelselwijziging uitwerkt in de praktijk, of er verbeteringen zijn, waar het fout gaat en waar moet worden bijgestuurd. De op het laatste moment ingestelde commissie Sociaal Domein houdt zich zoals bedoeld muisstil. Haar voorzitter trekt naar eigen zeggen af en toe 'als een goedheiligman door het land' om te vertellen dat het goed is. Het wordt kortom langzamerhand tijd voor degelijk, onafhankelijk onderzoek. Daarom is het sneu dat ZonMw net eind deze zomer heeft besloten de eerste evaluatie van de Jeugdwet toe te kennen aan het Nederlands Jeugdinstituut. Die instelling is immers als geen ander van meet af aan zeer nauw betrokken geweest bij de voorbereiding en begeleiding van de transitie. 



Naar homepage