Vakblad voor sociaal professionals
en het sociaal domein

Mokum, wat maak je me nou?

Criminaliteit is overal. In alle steden, in alle landen en over de hele wereld. Zo ook in Amsterdam. Relatief worden veel mensen in onze hoofdstad slachtoffer van criminaliteit. Ook woedt in Amsterdam al jaren een drugsoorlog, vinden er verreweg de meeste liquidaties plaats en worden de Wallen geassocieerd met grootschalige vrouwenhandel. Dit weten we, maar wat doen we eraan?
Mokum, wat maak je me nou?

Bevindingen uit onderzoek kunnen relevante inzichten opleveren voor de praktijk. Het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) doet veel -voornamelijk in het Engels gepubliceerd- onderzoek naar criminaliteit, ook naar criminaliteit in Amsterdam. Dit belandt echter maar moeilijk bij beleid en praktijk. De praktijk zit vaak niet te wachten op ellenlange artikelen waarin de wijze waarop onderzoek is uitgevoerd wordt besproken. Daarvoor is er een vertaalslag nodig. En die vertaalslag wordt gemaakt in het boek Beroemd en berucht: criminaliteit in Amsterdam, dat op 9 december 2016 werd uitgegeven bij Uitgeverij SWP.

Om een beter zicht te krijgen op criminaliteit en het gat tussen beleid, praktijk en wetenschap te verkleinen werd op donderdag 9 februari het Middagsymposium Beroemd en berucht georganiseerd rondom het verschijnen van het boek. Hier werd een mooi beeld geschetst van wetenschappelijk onderzoek, met als afsluiting een interessante groepsdiscussie tussen wetenschap (de sprekers) en praktijk (de gasten).

Wie, wat, waar?
“Wanneer het gaat om criminaliteit zijn er in de basis drie vragen waar we antwoord op willen hebben,” zo vertelt Stijn Ruiter (senior onderzoeker bij het NSCR) in zijn bijdrage aan het Symposium. “We willen weten wie de daders zijn, waar en wanneer ze delicten plegen en wat we dan doen? Bij een persoonsgerichte aanpak wordt ervan uitgegaan dat er vast iets in het leven van een persoon is waaraan gesleuteld kan worden. Daarnaast kunnen we kijken naar de gelegenheden voor criminaliteit. Waar en wanneer criminaliteit voorkomt blijkt in sterke mate af te hangen van deze gelegenheden. Ze bieden daarmee een belangrijke voorspeller van criminaliteit, maar ook mogelijkheden om criminaliteit te voorkomen. Door bijvoorbeeld de publieke ruimte anders in te richten, kan er beter en gerichter toezicht worden gehouden waardoor de gelegenheid om criminele handelingen te plegen minder wordt.”

“Om te kunnen weten wie daders worden en wie niet, moeten mensen voor een langere tijd gevolgd worden,” vervolgt Ruiter. “Zo moet er gekeken worden naar wat het verschil is tussen persoon 1, die geen crimineel gedrag vertoont, en persoon 2, die wel crimineel gedrag vertoont. Aan welke risico’s staan zij blootgesteld? En hoe kunnen interventies daarop worden ingericht? Wat is de kans dat ze ermee stoppen? En wat kunnen we met deze informatie in de praktijk?”

Straffen
“Er zijn verschillende interventies mogelijk om criminaliteit tegen te gaan, waaronder straffen. Gedacht wordt dat het vooruitzicht van een gevangenisstraf potentiële daders afschrikt. Maar we zien hoge recidivecijfers. Welke interventies zijn dan effectief? Misschien toch maar iets doen aan de gelegenheden voor criminaliteit? Een fietsketting ter voorkoming van fietsendiefstal is wellicht niet altijd effectief, want de ketting kan worden doorgeknipt, maar een slot is wel beter dan geen slot. Het kleiner maken van een brievenbusopening rondom de jaarwisseling is wel effectief: er kan geen vuurwerk meer in die brievenbus worden gestopt. Maar is er bij dit soort interventies dan geen sprake van het zogenaamde waterbedeffect? Dit is het idee dat criminaliteit zich verplaatst naar een andere plek, wanneer op een bepaalde plek de gelegenheid wordt weggenomen (bijvoorbeeld door het kleiner maken van de brievenbusopening). Maar dit effect blijkt, anders dan veel mensen denken, eigenlijk helemaal niet noodzakelijk op te treden. Integendeel; verplaatsing is geen automatisch gevolg van een interventie en er worden zelfs vaak aanwijzingen gevonden dat interventies blijken door te werken buiten de directe gebieden waar ze worden ingezet.”

Leeftijd
Wie zijn de mensen die criminaliteit plegen? “Volgens de leeftijdscriminaliteitscurve vindt de meeste criminaliteit plaats wanneer mensen aan het einde van hun adolescentie zijn,” aldus Arjan Blokland (senior onderzoeker bij het NSCR). “Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de drie W’s, namelijk Werken, Wederhelft en Wonen, belangrijke beschermende factoren zijn tegen het plegen van criminaliteit. Wanneer iemand een vaste baan, een vaste partner en een vast huishouden heeft, is de kans dat hij/zij crimineel gedrag gaat vertonen kleiner, dan wanneer deze factoren niet (stabiel) aanwezig zijn.”

“De leeftijd waarop mensen een vaste relatie of een vaste baan krijgen, is in onze huidige maatschappij hoger dan vroeger,” zegt Blokland. “Het lijkt erop dat volwassenheid, of factoren die traditioneel worden geassocieerd met volwassenheid, pas later in de levensloop worden bereikt. Dit roept de belangrijke vraag op wat dit voor gevolgen heeft voor de ontwikkeling van crimineel gedrag. Uit het TransAM onderzoek blijkt dat sociale rollen een belangrijk effect hebben op delictgedrag, maar ook de mate waarin twintigers zich 'volwassen voelen'. Jongvolwassenen die te volwassen of te onvolwassen zijn, hebben een grotere kans om crimineel gedrag te vertonen. Om delinquentie in deze periode te voorkomen is het dus belangrijk dat jongvolwassenen niet te snel als volwassen worden behandeld, maar ook niet te lang in onvolwassenheid blijven hangen.”

Prostitutie in Amsterdam
Sinds 2000 is prostitutie een ‘gewoon beroep’, althans, wanneer het vrijwillig is. Er blijkt echter sprake te zijn van veel mensenhandel (voornamelijk uit Oost-Europa) en loverboypraktijken. “Vanwege het hoge dark number is het moeilijk om de omvang van mensenhandel vast te stellen,” zo stelt Marijke Malsch, senior onderzoeker bij het NSCR, tijdens het Symposium. “Slachtoffers zullen namelijk wegens verschillende oorzaken niet snel naar de politie stappen. Zo wordt door pooiers van buitenlandse prostituees soms het paspoort ingenomen. Een groot deel van de prostitutie is onzichtbaar.”

Naar schatting zijn er zo’n 25.000 – 30.000 prostituees in Nederland, waarvan meer dan de helft uit het buitenland komt. Geschat wordt dat 50 tot 90 procent van de slachtoffers onvrijwillig werkt. De relatie met een pooier is vaak gewelddadig en gaat gepaard met chantage, bedreiging, intimidatie en veel emotionele druk. Wat doen we eraan?

“De maximumstraffen op mensenhandel zijn inmiddels meermaals verhoogd,” aldus Malsch. “De praktijk leert echter dat deze straffen nooit worden opgelegd. Slechts een klein aantal mensenhandel-zaken verschijnt jaarlijks voor de rechter (gemiddeld 154 zaken). Ongeveer een derde daarvan eindigt in vrijspraak, tegen tien procent bij alle zaken. En dat is verontrustend.”

Freek Salm, oud-wallenmanager, pleitte voor een systeem met pasjes, strikte controle, en het geven van de mogelijkheid aan prostituees om eruit te stappen. “Het probleem is echter dat de thuisprostitutie een groeiende branche is, en dat die grotendeels onzichtbaar is. Tegenwoordig komt een deel van de thuisprostituees uit Nigeria. Er is een wet in de maak die mogelijk maakt dat prostituees en escorts thuis werken zonder vergunning. Het strafrecht lijkt geen oplossing te bieden voor het probleem als pooiers weten dat ze bijna ongecontroleerd hun gang kunnen gaan. Daarom moeten praktijk en wetenschap hun handen in elkaar steken om tot goede oplossingen te komen. Zo is een mogelijke oplossing om vrouwen in het buitenland te vertellen dat ze hier niet als ‘kamermeisje’ of ‘variétéartiest’ moeten komen werken.”

Toeristen in Amsterdam
Toeristen in Amsterdam zijn er in alle soorten en maten. Volgens de World Tourism Organization is een toerist eenieder die ‘reist naar plaatsen buiten hun gebruikelijke omgeving, die niet meer dan één jaar voor vrije tijd, zaken of andere doeleinden blijven en die niet beloond worden voor hun activiteit ter plaatse’.

“Toeristen zijn uitermate geschikt als slachtoffer van criminaliteit,’ stelt Wouter Steenbeek, onderzoeker bij het NSCR. “Zo zijn ze onbekend met de omgeving, wat het lastig maakt om bewust gevaar te mijden. Sommigen zijn onwetend over lokale wetten & gebruiken en dragen artikelen van hoge waarde. De terugkeer naar huis bemoeilijkt vervolging en er is minder informele sociale controle.”

“Aan de andere kant zijn toeristen ook uitermate geschikt als dader,’ gaat hij verder. “Door de anonimiteit worden zij beschermd, kunnen alcohol en drugs een rol spelen, is er soms sprake van een ‘what happens in Vegas, stays in Vegas’-mentaliteit en bemoeilijkt de terugkeer naar huis, net zoals bij toeristen als slachtoffer, vervolging.”

“Uit ons onderzoek onder 400 toeristen blijkt dat 65 procent in Amsterdam meer softdrugs gebruikt dan thuis en dat 19 procent meer harddrugs gebruikt in Amsterdam dan thuis. Hiernaast blijkt dat de slachtofferschapskans van toeristen 19 x hoger is dan de slachtofferschapskans van lokale mensen.”

Wetenschap en criminaliteit
“Er is een sterke correlatie tussen werk en criminaliteit,” aldus Catrien Bijleveld, directeur van het NSCR. “Zo bemoeilijkt het hebben van een strafblad het vinden van werk en is arbeid een beschermende factor voor criminaliteit.”

“Bij het doen van wetenschappelijk onderzoek is de ‘waarom’-vraag erg belangrijk, want als we weten waarom, kunnen we interveniëren. Als we twee groepen willen vergelijken, dan moeten we een controlegroep en een experimentele groep hebben, net als bij onderzoek naar de effectiviteit van medicijnen. Je neemt twee groepen die eigenlijk precies gelijk zijn, en alleen verschillen op het feit dat de ene groep een interventie (een pil, of een gedragsinterventie) krijgt, en de andere groep niet. Vervolgens kijk je of die groepen andere resultaten hebben.”

“Het toepassen van deze gulden standaard is echter niet altijd mogelijk,” beargumenteert Bijleveld. “Zo kan er sprake zijn van een ethisch probleem, bijvoorbeeld dat je mensen een bepaalde interventie niet kunt onthouden. Hiernaast heb je in de wetenschap te maken met externe validiteitsproblemen: het is de vraag of een effect dat je in onderzoek vindt, zich ook in de buitenwereld zo zal voordoen. Het is dus lastiger dan bij medicijnenonderzoek, als het gaat om misdaad en straf, maar het kán wel. Om dat mogelijk te maken, is meer samenwerken van veld, beleid en wetenschap een eerste stap”

Conclusie
Wat kunnen beleid en wetenschap voor elkaar betekenen? Beleidsmakers weten vaak niet hoe ze dingen moeten aanpakken. Daar moeten beleid en wetenschap in elkaar grijpen. Er is meer mogelijk door participerend onderzoek. Het moet offensiever. We weten dit nu, maar wat moeten we hier morgen mee doen? We moeten ons afzetten tegen de maatschappelijke stroom. Daarbij zijn straffen niet de oplossing, wanneer mensen niet veroordeeld worden en rechters de hoge straffen niet opleggen. Wetenschap biedt de praktijk en de politie alternatieven. Daarnaast is de wetenschapper onafhankelijk. Zo blijkt dat opsporing lang niet zo belangrijk is als wat burgers kunnen doen om criminaliteit te voorkomen. Dat zie je voornamelijk wanneer het wegvalt. Onderzoek kan dat beïnvloeden.

Meer informatie over Criminaliteit in Amsterdam leest u in het boek Beroemd en Berucht.



Naar homepage