Er zijn signalen in de maatschappij dat jongeren in Nederland met een niet-Westerse etnische achtergrond een grotere kans lopen om slachtoffer te worden van seksueel misbruik dan autochtone leeftijdsgenoten. Tot nu toe was echter zeer weinig bekend over de aard en omvang van seksueel misbruik van deze jongeren en de manier waarop ze al dan niet hulp zoeken.
Vóór 18de
Promovenda Pinar Okur toont op grond van enquêtes onder 3.426 jongeren aan dat meer dan veertig procent (42,9 procent) van hen ten minste één vorm van seksueel misbruik heeft meegemaakt voor het achttiende levensjaar. Dit percentage omvat alle vormen van misbruik: zowel misbruik zonder als met lichamelijk contact.
Geen etnisch verschil
Er bleek geen verschil te bestaan tussen de Nederlandse respondenten en respondenten met een Antilliaanse, Surinaamse of Turkse achtergrond. Marokkaanse jongeren rapporteerden juist minder seksueel misbruik dan de Nederlandse groep. Ook bleek dat er geen etnische verschillen zijn in de manier waarop jongeren hulp zoeken bij hulpverleners of bij familie en vrienden.
Minder dan verwacht
Wel rapporteerden meer slachtoffers met een niet-westerse etnische achtergrond dan hun autochtone leeftijdsgenoten dat het misbruik niet ernstig genoeg was om hulp te zoeken. Deze reden heeft deels te maken met de percepties van niet-westerse etnische jongeren op wat seksueel misbruik inhoudt. Okur concludeert dat er minder verschillen zijn dan verwacht tussen niet-westerse etnische en autochtone jongeren wat betreft het vóórkomen van seksueel misbruik en hulpzoekgedrag erna.
Ze deed haar onderzoek met een beurs uit het NWO-programma Jeugd en Gezin en steun van Stichting Kinderpostzegels Nederland.
Bron: Tilburg University